De revolutie van 1944-54
De voorlopig laatste dictator van het corrupte Guatemala, Jorge Ubico, had het wat al te bont
gemaakt:
“In 1933 fusilleerde Gorge Ubico in Guatemala een honderdtal vakbondsleiders,
studentenleiders en politici en tegerlijkertijd stelde hij opnieuw de wetten tegen de
‘landloperij’ van de indianen van kracht. Elke indiaan moest een boekje bij zich hebben
waarin de dagen aangeduid waren dat hij gewerkt had. Indien men bij controle vond dat
de arme man niet voldoende gewerkt had, dan betaalde hij zijn schulden in de
gevangenis af. Een half jaar lang hard werkend met zijn rug over de aarde gebogen. En
dat zonder ook maar één centavo te ontvangen.
Aan de ongezonde, vochtigwarme Zuidkust verdienden de boeren die alle dagen tot aan
hun knieën in de modder stonden zo’n dertig centavos per dag. De United Fruit
Company liet uitschijnen dat Ubico hen verplicht had om de lonen nog te verlagen. In
1944 net voor de val van de dictator publiceerde Reader’s Digest een van lof smeulend
artikel :
De profeet van het Internationaal Monetair Fonds had de inflatie vermeden door de
lonen te verlagen. Van één dollar naar vijventwintig centavos voor de arbeiders die
werkten aan een militaire doorgangsweg, en van één dollar naar vijftig centavos voor
hun lotgenoten die aan het werk waren op de militaire luchtmachtbasis in de hoofdstad.
In die periode gaf Ubico ook toelating aan de koffiemagnaten en de bananenindustrie
om te doden wanneer zij dat nodig vonden : « De plantage-eigenaars zullen vrijgesteld
worden van alle misdadige verantwoordelijkheid ». Het decreet kreeg het nummer 2795
opgekleefd en werd opnieuw van kracht gesteld in 1967 onder de democratische en
vertegenwoordigende regering van Méndez Montenegro.
Zoals elke tiran in de Caraïben waande Ubico zich Napoleon. Hij leefde in een
omgeving vol bustes en schilderijen van de Franse heerser. Volgens hem had die
hetzelfde profiel als hijzelf. De man geloofde in militaire discipline, hij militariseerde de
postbedienden, schoolkinderen en het symfonisch orkest. De orkestleden speelden in
uniform voor negen dollar per maand de stukken die Ubico uitkoos en met de techniek
en de instrumenten die hij bepaalde. Hij beschouwde ziekenhuizen als iets voor mietjes
en homo’s. De patienten werden er verzorgd op de vloer van de gangen en de
inkomhallen als ze het ongluk hadden van ziek en terzelfder tijd arm te zijn.” (Uit: Las
venas abiertas de Latino América, van Eduardo Galeano; vrij vertaald door Dirk
Govaert)
In 1944 werd Ubico van zijn voetstuk weggeveegd door revolutionaire stormwinden van
liberale stempel, aangeblazen door een aantal jonge officieren en universitairen uit de
middenklasse. Voor het eerst werden in Guatemala echte verkiezingen gehouden. Juan Jose
Arevalo Bermej, een socialist en opvoeder, kwam aan de macht. Hij zette een krachtig
onderwijsplan op rollen en werkte een nieuwe arbeidscode uit die land- en stadsarbeiders
moest beschermen. De UFCO verloor zijn alleenheerschappij en het beslissingsrecht over
haar eigendommen. In 1951 bij zijn afscheidsrede onthulde Arévalo dat hij tweeëndertig door
het bedrijf gefinancierde samenzweringen om hem te laten vermoorden had moeten
verijdelen.
De regering van Jacobo Arbenz ging door met de grondige uitwerking van de drastische
hervormingsmaatregelen. De wegen en de nieuwe haven van San José sloegen het monopolie
van het fruitbedrijf met betrekking tot transport en export aan diggelen.
Met nationaal kapitaal, en zonder de hand uit te steken naar ook maar één buitenlandse bank
werden diverse ontwikkelingsprojecten opgestart. Dat leidde het land uiteindelijk naar totale
onafhankelijkheid. In juni 1952 werden de landbouwhervormingen goedgekeurd. Daarbij
werden 100.000 families van grond voorzien. Het betrof hier enkel de niet-productieve
gronden van het grootgrondbezit. Bovendien werden er schadevergoedingen uitbetaald aan de
verdreven eigenaars. Het was toen zo dat de United Fruit enkel 8 % van haar uitgestrekte
landoppervlakte tussen beide oceanen bebouwde.
De landbouwhervormingen hadden tot doel om « de kapitalistische boereneconomie en de
kapitalistische landbouweconomie te ontwikkelen ». Maar een woedende internationale
campagne ontketende zich tegen Guatemala: « het ijzeren gordijn daalt neer over Guatemala »
klonk het in de media en onder de hoge functionarissen van de OEA[1].
Kolonel Castillo Armas – gegradueerd in Fort Leavenworth in Kansas – viel zijn eigen
moederland binnen met in de V.S. getrainde en opgeleide troepen. De invasie werd gesteund
door bombardementen van F-47 gevechtsvliegtuigen met Amerikaanse piloten. « We moesten
ons ontdoen van een communistische regering die de macht op zich genomen had » zou
Dwight Eisenhower negen jaar later zeggen. Op 27 juni 1967 verklaarde de Amerikaanse
ambassadeur in Honduras voor een ondercommissie van de V.S.-senaat dat de
bevrijdingsoperatie van 1954 gerealiseerd werd door een ploeg die afgezien van hemzelf
bestond uit de ambassadeurs van Guatemala, Costa Rica en Nicaragua. Allen Dulles die
toendertijd de nummer één binnen de CIA was, had telegrammen gestuurd met felicitaties
voor hun geslaagde operatie. Voorheen had de goede Dullens deel uitgemaakt van de directie
van de United Fruit Company. Zijn stoel werd een jaar na de invasie bezet door een ander
kopstuk van de CIA, generaal Walter Bedell Smith. Foster Dulles, de broer van Allen,
brandde van ongeduld toen de militaire expeditie op de conferentie van de OEA werd
goedgekeurd. Heel toevallig werden ten tijde van Ubico de basiscontracten met de United
Fruit op zijn werktafel van zijn advocatenpraktijk opgesteld. (vrij naar Galeano)