Makrina GUDIEL ALVAREZ
Makrina Gudiel Alvarez werd geboren op 9 mei 1963 in Escuintla .
In de voetsporen van haar vader begon ze zich als adolescente op het einde van de jaren 70 vanuit de parochie van Santa Lucía Cotzulmaguapa in te zetten voor de mensenrechten en nam ze o.a. deel aan de boerenmanifestaties uit die tijd. Na de verdwijning van haar broer en een aanslag tegen haar vader besloot het gezin naar de VS te vluchten, waar Makrina zich bleef inzetten voor het lot van de armen en de migranten in de VS.
Begin de jaren 80 keerde Makrina terug naar Guatemala om er deel te nemen aan de gewapende strijd. In 1996, na de ondertekening van de vredesakkoorden en de demobilisering, begon ze zich samen met haar vader als promotor van de mensenrechten in Santa Lucia Cotzulmaguapa in te zetten voor de uitvoering van die akkoorden.
Ze nam actief deel aan de activiteiten van de Waarheidscommissie die tot doel had een document op te stellen met de resultaten van het onderzoek naar de gebeurtenissen tijdens de burgeroorlog en elementen te verzamelen voor een objectieve beoordeling ervan.
In één van de bestudeerde documenten verscheen de naam van haar broer en 100 andere verdwenen personen, wat de aanleiding was voor Makrina en haar vader om in 2004 samen met de familieleden van de andere slachtoffers een proces in te spannen tegen de guatemalteekse staat. Eind 2012 leidde dit tot een veroordeling van de guatemalteekse staat door het Interamerikaans Hof voor de Mensenrechten. Een maand voor het begin van het proces werd de vader van Makrina vermoord. Vanwege de aanhoudende doodsbedreigingen werd het gezin verplicht opnieuw naar het buitenland te vluchten. Makrina werkte op dat moment voor de URNG in Cotzumalguapa, waar ze de reële organisatie en participatie van de bevolking aanmoedigde via de Ontwikkelingsraden van de Gemeenschappen(COCODES). Haar engagement in haar werk met vrouwen en jongeren deed haar beslissen om elke dag vanuit haar schuilplaats naar Cotzulmaguapa te reizen.
In 2005 besliste de Interamerikaanse Commissie voor Mensenrechten een rechtszaak te openen tegen de Guatemalteekse Staat ivm de moord op de vader van Makrina. Met deze veroordeling van het hof slaagden Makrina en haar zus Beatriz erin de zaak te laten onderzoeken door het Openbaar Ministerie voor Mensenrechten in Guatemala, echter zonder gevolg.
Daarop bracht Makrina de zaak opnieuw op niveau van het Interamerikaans hof waarop een veroordeling van de guatemalteekse staat volgde. Makrina verkreeg dat het Interamerikaans Hof de guatemalteekse staat verorderde een wettelijk kader te creëren ter bescherming van de promotoren van de mensenrechten.
Makrina Gudiel heeft ten overvloede bewezen tegenover de rechtbank, de maatschappij en de mensenrechtenorganisaties dat het mogelijk is een voorvechtster te zijn van de mensenrechten en tegelijk te militeren in een politieke partij, in dit geval de URNG. Makrina heeft de ethische standaarden van de verdediging van de mensenrechten ingevoerd in de praktijk van een politieke partij, wat haar vaak problemen bezorgd heeft.
Makrina heeft haar inzet als mensenrechtenactiviste tijdens haar hele leven duur betaald. Ze leeft onder voortdurende doodsbedreigingen waardoor haar gezondheid aangetast is en ze constant van woonplaats moet veranderen. Daardoor is het voor haar moeilijk werk te vinden en leeft ze in precaire financiële omstandigheden.
Op geen enkel moment echter hebben deze moeilijkheden het engagement van Makrina ondermijnd. Voor UDEFEGUA is Makrina een integere mensenrechtenactiviste die altijd coherent in de praktijk gebracht heeft wat ze verkondigde.
De Jury heeft beslist de prijs toe te kennen aan Makrina omwille van:
1) haar moed om naar haar land terug te keren ondanks de verdwijning van haar broer, de doodsbedreigingen tegen haar vader en haarzelf terwijl ze in de VS waarschijnlijk de mogelijkheid had gehad om asiel te krijgen en een rustig leven te leiden;
2) haar moed om een rechtszaak te openen tegen de guatemalteekse staat bij de Organisatie van Amerikaanse Staten, wat leidde tot de veroordeling van voorgenoemde staat;
3) haar moed om een organisatie op te richten ter verdediging van de mensenrechtenactivisten zowel op het niveau van Guatemala als van Meso-Amerika;
4) haar moed om de conflicten niet uit de weg te gaan, bijvoorbeeld door haar actieve deelname aan de gemeenschapsontwikkelingsraden (COCODES);
5) haar moed om met aandrang mee te werken aan de uitvoering van de Vredesakkoorden ondertekend in 1996;
6) haar moed om zich te integreren in het gewapend verzet om de democratische ontwikkeling van Guatemala en het respect voor de mensenrechten af te dwingen.
15 april 2015